In december komt de Commissie-Frijns, een club die in de gaten houdt of de
code-Tabakblat nog wel actueel en bruikbaar genoeg is, met een rapport over
de rol die diversiteit in de code zou kunnen spelen.
Dinsdag presenteerde Top Brainstorm, een op verzoek van SER-voorzitter Rinnooy
Kan opgericht platform, een aantal concrete aanbevelingen om de weg naar en
het functioneren aan de top voor vrouwen makkelijker te maken. Een van de op
zich niet nieuwe suggesties was in de code-Tabaksblat vast te leggen dat
zo’n kwart à een derde van de top van een bedrijf uit vrouwen moet bestaan.
Sympathiek, maar toch is de vraag of dit een goed idee is.
In de code-Tabaksblat, officieel de corporate governance-code, staan regels
over de taken van bestuurders, de hoogte en samenstelling van hun beloning
en de manier waarop zij verantwoording moeten afleggen en hun
onafhankelijkheid moeten bewaren. Ook bevat de code regels over de rol en
onafhanklijkheid van commissarissen en de bevoegdheid van de
aandeelhoudersvergadering.
Dit alles met het doel het besturen van een onderneming soepel en transparant
te laten verlopen.
De code is sinds 2004 van kracht en geldt voor alle beursgenoteerde
bedrijven. Zij zijn niet verplicht zich aan alle regels te houden, maar
houden ze zich er niet aan, dan moeten ze wel in hun jaarverslag aangeven
waarom ze dat niet doen.
Hoe belachelijk het ook is dat vrouwen aan de top zo slecht vertegenwoordigd
zijn, het is moeilijk te beweren dat meer vrouwen aan de top de
transparantie of de onafhankelijkheid van het ondernemingsbestuur ten goede
zou komen. Neem je een vrouwenquota op, dan staat niks clausules over het
aantal homo's, allochtonen en gehandicapten meer in de weg en wat te denken
van een regel dat het bestuur groene stroom moet gebruiken en een roetfilter
op de auto moet hebben.
Heel nobel allemaal, maar dit zijn geen normen die een goed
ondernemingsbestuur ten goede komen. Stel maar een geschikt bestuur samen
als hier wel twee vrouwen, drie gehandicapten en zes negers in moeten
zitten.
Een bedrijf moet een voor dat bedrijf geschikt management hebben.
Uiteraard komt diversiteit de kwaliteit van een bestuur ten goede, maar hoe
een goed bestuur precies is samengesteld, verschilt per bedrijf. Een bedrijf
dat het grootste gedeelte van zijn producten aan vrouwen afzet, moet
misschien streven naar zestig procent vrouwen aan de top.
Bij een heel technisch bedrijf ligt dit misschien anders. Ieder bedrijf moet
dat voor zichzelf bepalen. Al doen ze er verstandig aan in het achterhoofd
te houden dat uit onderzoek is gebleken dat bedrijven met meer vrouwen aan
de top meer winst maken.
Het is mooi en goed als bedrijven zichzelf doelen stellen op dit
gebied. Dit zou onderdeel moeten zijn van het beleid van het bedrijf op het
gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hoeveel vrouwen en
minderheden er bij een bedrijf hogere managementfuncties bekleden, zou
vervolgens opgenomen moeten worden in het sociaal jaarverslag van het
bedrijf. Dan is dit in ieder geval openbaar. Nu willen of kunnen veel
bedrijven niet zeggen hoe het hiermee binnen hun bedrijf staat.
Klein probleem is wel nog dat alle besloten vennootschappen, naamloze
vennootschappen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen verplicht
zijn jaarlijks een financieel jaarverslag op te stellen, maar niet om ook
een sociaal jaarverslag te maken. Misschien zou dit dan verplicht moeten
worden.
Volgens de Wet op de ondernemingsraden zijn bedrijven al verplicht minimaal
eenmaal per jaar gegevens aan de OR te verstrekken over de aantallen en de
verschillende groepen van de in de onderneming werkzame personen. Ook moet
het bedrijf informatie verschaffen over het gevoerde sociale beleid en de
verwachtingen hierover voor het komende jaar.
Hoe moeilijk is het op basis hiervan een sociaal jaarverslag te maken?
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl